De renaissance van de traditionele vrijmetselarij

De beschreven evolutie van de Franse en Belgische vrijmetselarij in de loop van de XIXe en XXe eeuw, had dramatische gevolgen voor de Orde. Inderdaad, de meerderheid van de buitenlandse Grootmachten verbrak alle betrekkingen met datgene wat zij beschouwden als een onduldbare afwijking. Daar ze zelf elke inmenging in politiek afwezen, van hun leden een geloof in God eisten en gehecht bleven aan de oude gewoonten en gebruiken van de oorspronkelijke loges, konden ze niet anders dan deze afwijking veroordelen. Ze deden dit ondubbelzinnig vanaf het einde van de XIXe eeuw en sindsdien hebben ze geen enkele reden gehad om hun houding te wijzigen.

Deze scheuring dreef de Franse en Belgische vrijmetselarij in een isolement, dat zij aanvaardden als de prijs voor hun ideologische en politieke keuze. Voor sommigen nochtans was dit isolement een pijnlijke zaak; bovendien beseften ze dat er essentiële waarden verloren waren. Een reactie tekende zich dan ook af vanaf het einde van de vorige eeuw, reactie die langzamerhand in omvang toenam.

Enkelen wilden de spirituele inhoud en de initiatieke boodschap van het maçonnieke rituaal doen herleven. Geïsoleerd en sterk in de minderheid, werd hun actie echter slecht begrepen en dikwijls ongunstig ontvangen, en, alhoewel niet zonder verdiensten, waren hun pogingen al te zeer getekend door hun tijd en hadden ze nauwelijks resultaat. Sommigen, zoals Oswald Wirth, wilden de ritualen en maçonnieke symbolen verklaren door een inbreng van het occulte en een vage spiritualiteit die op het einde van deze XIXe eeuw vooral bloeide in literaire kringen van minder allooi. Anderen, zoals Goblet d’Alviella in België, trachtten de vrijmetselarij een plaats te doen vinden in het bonte fresco van de menselijke religies en aan te tonen dat zij dit alles bevat en zelfs overtreft. Ongelukkigerwijze leidde de beperkte kennis van die tijd en vooral een uitsluitend exoterische interpretatie van het religieuze, tot resultaten die dikwijls erg teleurstellend waren. Maar ondanks alle gebreken, moest deze wil tot herstel, vroeg of laat, leiden tot loges die elke politieke inmenging afwezen en tot een wederinvoeren van het oude maçonnieke voorschrift van Liefde tot de naaste gebaseerd op het geloof in God, scheppend Principe.

In Frankrijk leidde deze stroming in 1913 tot de oprichting van de “Grande Loge Indépendante et Régulière pour la France et les Colonies” door twee loges : “Le Centre des Amis” van Parijs en “L’Anglaise” van Bordeaux. Deze obediëntie zou later de ‘Grande Loge Nationale Française’ worden.

In België gebeurde de wederopstanding van de traditionele vrijmetselarij in 2 stadia. Ondanks verschillende pogingen tussen de twee wereldoorlogen en erna, kon het Grootoosten van België niet weerstaan aan de verleiding “naar buiten te treden” en evenmin zag zij ervan af, en dit in strijd met de Landmerken van de universele vrijmetselarij, kandidaten aan te nemen die getuigden van een fervent atheïsme.

Omwille van deze toestand richtten vijf loges in 1959 de “Grootloge van België” op, die opniew wilde aanknopen met de universele vrijmetselarij. Ze nam een constitutie aan waarvan de inleidende verklaring voldeed aan de principes van de maçonnieke regulariteit. Op basis hiervan werd de nieuwe Grootloge erkend door de quasi totaliteit van de Grootmachten van de wereld. Alles scheen dus in orde. Helaas bleek na verloop van enkele jaren dat de constitutie onvoldoend expliciet was, want al vrij spoedig waren er tekortkomingen die eerst weinig verontrustend schenen, maar die in de loop der jaren een scherper karakter kregen. Het ging zover dat basisprincipes, zelfs door leiders van de obediëntie, in vraag werden gesteld en dat sommigen onder hen ze zelfs volledig wilden uithollen. Het aantal van hen die de internationale erkenning wensten te behouden en tezelfdertijd betrekkingen wilden aanknopen met de irregulieren, in het bijzonder de loges van het Grootoosten van België, nam steeds toe. Hun standpunt over fundamentele punten, zoals de bevestiging van het bestaan van het Opperwezen en het verbod maçonnieke betrekkingen te onderhouden met niet-erkende obediënties, werd steeds minder beginselvast.

Als gevolg van de dubbelzinnigheid die aldus was ontstaan, verloor de Grootloge van België in het voorjaar van 1979 de erkenning van verscheidene Grootmachten en werd het duidelijk dat praktisch al de overige grootmachten dit voorbeeld zouden volgen.

Een aantal vrijmetselaren van de Grootloge van België meende te moeten reageren tegen deze gang van zaken en op 15 juni 1979 werd door negen loges de “Reguliere Grootloge van België” gesticht.

R.L.Le Cèdre nr. 17 – O. Bruxelles