Broederschap en Verdraagzaamheid

De vrijmetselarij steunt op de broederlijkheid. Dit begrip wordt vaak in een ander verband gebruikt. De maçonnieke betekenis ervan moet dus worden toegelicht.

Voor de reguliere vrijmetselaren behelst het begrip broederschap vooreerst, dat alle mensen broeders zijn en dat zij op grond hiervan onze eerbied en onze hulp verdienen. De aldus opgevatte broederlijkheid is echter niet van andere algemeen verwoorde begrippen, zoals de christelijke broederschap, de wapenbroederschap, de universele broederschap, die tijdens de Franse revolutie is tot uiting gekomen, te onderscheiden. Voor de vrijmetselaren verwijst broederlijkheid beslist ook naar de bevoorrechte band, die hen onderling verenigt. Maar de reguliere vrijmetselaren beschouwen deze maçonnieke broederschap als een initiatiek gegeven. De maçonnieke broederlijkheid vloeit niet voort uit gemeenschappelijke opvattingen of belangen en steunt evenmin op een maatschappelijke conventie, die zou willen dat de leden van de groep zich anders en beter gedragen met hun “broeders” dan met degenen die niet tot het maçonniek genootschap behoren. De broederlijkheid stoelt op het feit dat de initiatie elkeen verplicht tot een inspanning op de gemeenschappelijke weg van zoeken en van spirituele perfectie. Elke vrijmetselaar is aldus met zijn broeders verbonden door de gedeelde ervaring doorheen een beleefde en doorleefde symboliek, door het algemeen verlangen om een initiatieke gemeenschap te vormen. Deze vrijmetselaren vorderen aldus langs vaak verschillende wegen naar het Licht. Dit is hun gemeenschappelijk streven. Het zal niemand verwonderen, dat op grond van dit streven sterke persoonlijke vriendschapsbanden groeien en bloeien. De maçonnieke broederschap vloeit echter uit de inwijding voort en is niet slechts het resultaat van een gemeenschappelijk verlangen vriendschappelijke relaties aan te knopen.

Wat betekent dan de maçonnieke verdraagzaamheid? De bron ervan moet eveneens in de inwijding worden gezocht. De geïnitieerde weet dat zijn Broeders zich over de ideologische tegenstellingen heen en over de verschillende opvattingen heen op dezelfde weg naar het Licht hebben begeven. Zij hebben geleerd hun Broeders in talrijke opzichten te erkennen en te eerbiedigen. Zijn zij het niet altijd eens met zijn opvattingen, zij beminnen hem als persoon en als Broeder. En het betreft dan niet slechts de verdachte tolerantie, die vaak slechts wortelt in de lijdzame aanvaarding van hetgeen men niet kan of niet wil verwerpen, verhinderen of aanvechten, maar een opbouwende houding, die gegrond is op eerbied en begrip en zijn oorsprong vindt in de initiatieke broederlijkheid.

 

R.L. Sambre et Meuse, n° 25 – O. Namur